‘Het hoge woord moet eruit,’ zo schrijft Karel van het Reve in de inleiding. ‘Dit is het boek van iemand die niet zo erg in het “typisch Russische” gelooft. (…) Hij gelooft, om maar eens iets te noemen, niet dat men begrippen als waarheid, recht, fatsoen, redelijkheid “dynamisch” of “in hun historische ontwikkeling” of in hun “geografische bepaaldheid” moet zien. Het laat hem Siberisch of een boek door een Hollander, een Kongolees, een jood of een Mof geschreven is, en evenmin doet het er voor hem veel toe wanneer het geschreven is. (…) In de in dit boek gebundelde opstellen worden de Russen dus als gewone mensen behandeld.’
Literatuur is waar het in deze vroege bundel van Van het Reve om draait. Toergenjev, Tolstoj, Tsjechov komen langs, maar ook Somerset Maugham, en de vraag of de boer gevoelig is voor landelijk schoon. Met andere woorden veel, maar niet uitsluitend Russen en Russische zaken.








































